Op 27 juli 1656 sprak de Portugees-Israëlitische Gemeente een banvloek over Baruch Spinoza uit voor eeuwig. Hierdoor werd Spinoza levenslang uit de Sefardisch-Joodse gemeenschap en uit zijn familiekring verstoten. Hierna ging Spinoza wonen in de Latijnse school van Franciscus van den Ende. Om in zijn levensonderhoud te voorzien, leerde hij lenzen slijpen.
In 1661 verhuisde Spinoza van Amsterdam naar Rijnsburg. Ongeveer twee jaar later verhuisde hij naar Voorburg. In mei 1671 ging Spinoza wonen op de Paviljoensgracht 72, het huidige Domus, een huis uit 1646. Spinoza huurde een zolderkamer bij de decoratieschilder Hendrik van der Spyck, die hier met zijn jonge gezin woonde en werkte.
Spinoza was diep geraakt door de gruwelijke moord op de gebroeders De Witt op 20 augustus 1672, vlakbij. Op een verzoek om professor te worden aan de Universiteit van Heidelberg in 1673, is Spinoza niet ingegaan om zijn onafhankelijkheid te behouden. Spinoza overleed in zijn eigen bed op 21 februari 1677.
Tijdgenoten omschreven Spinoza als een zachtmoedig, rustig en bescheiden mens. Zijn vrienden beschouwden Spinoza als een gelovig mens, zij het erg ondogmatisch.

